2

Interview met pastoor Bakker

Ter gelegenheid van het veertigjarig priesterjubileum van pastoor Bakker was er een uitgebreid interview met hem.

Hoe kom je erbij om priester te worden? Hoe ervaar je die roeping?

Ik ben op 4 april 1958 geboren, op Goede Vrijdag, de dag dat wij gedenken dat Jezus voor ons stierf aan het kruis om ons te verlossen. Het kruisteken heeft al vanaf mijn geboorte een belangrijke rol gespeeld in mijn leven. Toen ik klein was werd ik iedere avond door een jonge vrouw die ons gezin hielp in de huishouding naar het kruisbeeld gebracht. Op twaalfjarige leeftijd ben ik naar het kleinseminarie van Mill Hill in Hoorn gegaan. Ik heb toen een kruisje meegekregen van mijn moeder en dat draag ik nog iedere dag. Op de voet van de kelk die ik bij mijn priesterwijding van mijn ouders heb gekregen, staat de tekst: Ave crux, spes unica wat betekent ‘gegroet kruis, onze enige hoop’.

Je kunt denken dat het kruisteken een teken van opoffering is, dat is het ook, maar ik vind het vooral ons christelijk verlossingsteken. Het kruis loopt als een rode draad door mijn leven. Ik heb de jaren door in vertrouwen en met innerlijke aandacht het kruisteken gemaakt: aan het begin van een gebed alleen of samen met anderen en als priester tot zegen van de mensen. Ik geloof dat daarin een basis van mijn leven ligt. Ik zou ook kunnen zeggen: als ik in relatie sta met het leven, dan mag Jezus daar een bijzondere rol in spelen als mijn/onze Verlosser met name in mijn liefde, naastenliefde, levensgave voor God en de naaste. Ik ben dankbaar dat ik altijd medemensen heb ontmoet die dit respecteerden en het met mij invulling hebben geven. Zoals in iedere relatie is het een kwestie van jezelf geven en tegelijk ook jezelf blijven.

Ik ben God dankbaar dat ik nabij mag komen aan zijn mensen en dat Hij mij daarvoor als instrument wil gebruiken. We hebben allemaal ons schild, onze bewapening, maar dat valt vaak weg wanneer je in geloof, hoop en liefde nabij probeert te zijn aan mensen. Vanaf mijn twaalfde levensjaar tot de dag van mijn priesterwijding heb ik iedere avond gebeden: ‘Heer. Laat uit mij groeien wat U graag wilt’ Vanuit dit vertrouwen in mijn Schepper voel ik en belijd ik als mijn kortste geloofsbelijdenis: je bent nooit helemaal alleen.

Voor mijn vijfentwintigjarig priesterjubileum heb ik een kunstwerk (plaquette) laten maken door Carel Bruens uit Leiden met daarop centraal Jezus, die het Brood aan zijn leerlingen geeft en deze geven het op hun beurt door aan de anderen van verschillende generaties. Deze groep mensen staan afgebeeld naast de H. Corneliuskerk, waar ik gedoopt ben, de bloemenvelden te Limmen, de flatgebouwen als beeld van de mensen in de drukke randstad waar ik als priester naar gezonden ben. Als zoon van een bakker bak ik geen brood, maar mag ik als priester het levende Brood van God uit, het Eucharistisch brood delen met de mensen. Vandaar de Bijbeltekst van mijn priesterwijding op de rand: ‘alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven’. Dit zijn de woorden van Jezus zelf. De wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging – geef ons heden ons dagelijks brood – de Eucharistie, bron en hoogtepunt in mijn leven zijn ons door Jezus geschonken. En Jezus vertrouwde tijdens de wonderbare broodvermenigvuldiging het brood toe aan de apostelen om het verder te delen. Aan mij als priester wordt toevertrouwd om het Eucharistisch Brood aan te reiken aan mensen die zich door Hem persoonlijk willen laten voeden.

Mijn hoop en wens is het dat verschillende generaties bij elkaar willen blijven komen om gevoed en in de geest van onze Heer het goede aan elkaar door te willen geven. Het voelt wel eens eenzaam dat jongere generaties steeds minder naar de kerk komen. De kelk en hostieschaal werden mij bij de priesterwijding in handen gegeven en werden op dat moment in mijn gezalfde handen gelegd. De ontvangende, geopende handen hebben ook iets verwachtingsvols en iets van een ontmoeting in zich. Als cadeau op mijn veertigjarig priesterjubileum vraag ik een bijdrage vragen voor de Voedselbank, zeker met Kerst in aantocht terwijl mensen zonder dat ze het zelf willen hun handen op moeten houden. Ik zie het als mijn taak om wat mij in handen gegeven is, door te geven.

Was er nog een concurrentie voor Gods roepen: heeft u vader nog geprobeerd u in de bakkerij te halen?

Dat heeft mijn vader wel geprobeerd, omdat ik het bakkersvak óók aantrekkelijk vond. Je werkt aan een concreet product. Je begint eraan en maakt er mensen blij mee (ook al betalen mensen er wel voor in de winkel). Nu ik ouder word en na mijn openhartoperatie dankbaar door mag gaan moet ik wel meer op mezelf letten. Als je roofbouw pleegt heeft niemand meer wat aan je. Zoals mijn moeder toen ik jong was het kruisje mee heeft gegeven om te denken aan het gelovige gezin waar ik uit kwam, zo heb ik gelukkig van mijn moeder voordat ze overleed moeder een kitchen-aid ontvangen als cadeau vanuit het bakkersgezin waarin ik ben geboren. In mijn vrije tijd maak ik nu zelf koek of taart. Zo maak ik de cirkel weer rond, met mijn jeugd. Je moet er wel tijd voor maken, want naast mijn werk gaat het er vaak even tussendoor. Het is een leuke en vertrouwde hobby van huis uit. Maar, zo wordt me op het hart gedrukt, ontspan dan ook en geniet ervan.

Wat maakt het roepen van God uniek?

Of het nu concreet handen en voeten geeft aan je roeping als christen, of door het verwoorden van het geloof in het schrijven van de preek, het moet authentiek zijn. Augustinus zei ooit: heb je naaste lief, zie dan naar binnen vanwaar deze liefde komt. En dan zul je zover je daartoe in staat bent, God zien. De liefde tot God en de naaste is ieders roeping. Als je naar binnen kijkt, durft te reflecteren op wat je denkt en doet, dan kun je zien hoe jij gestalte geeft aan die liefde. Als je daarbij naar de bron zoekt in je gebed dan zie je wie jou begenadigt. Ik zag en zie het niet altijd, maar geregeld kwam, kom ik Jezus op het spoor. Bijvoorbeeld toen ik met schoolvrienden naar de bioscoop ging, dan had ik andere dingen gezien in de film dan mijn vrienden. We hadden allemaal plezier, maar ik keek met de ogen van mijn geloof en merkte daardoor andere dingen op.

Wanneer is het moment gekomen dat u dacht: ik moet priester worden?

Het is niet één moment geweest. Ik heb niet in één klap, zoals mensen dat zeggen, het licht gezien. Het is langzaam gegaan, in wat mij is meegegeven, door ontmoetingen met mensen en in vieringen in de kerk. Het heeft veel te maken met wat Ignatius van Loyola zegt in zijn Geestelijk Oefeningen: waar word ik rustig van? Waar word ik onrustig van? Dat rustige, dat vredevolle, vond ik bij medegelovigen, in de Kerk en uiteindelijk in het leven als priester. In de jaren rond mijn priesterwijding was er veel ruzie en polarisatie bij de gelovigen in de Kerk en dat heeft me bijna van mijn wijding afgehouden. Ik ben een gevoelsmens. Als mensen agressief en intolerant hun eigen wil doorduwen en met ruzie gepaard gaat, dan maakt dat mij onrustig en dan verdwijnt de aantrekkelijkheid, de Geestkracht van het geloof, de hoop en de liefde in mij. Dat heb ik geregeld, ik mag wel zeggen te vaak in de Kerk moeten meemaken. Dan verlies ik de bedding waarin we samen in geloof optrekken uit het oog. De heilige moeder Maria geeft me veel steun en doet me denken aan de steun die ik heb ervaren van mijn eigen moeder, bij mijn ouders. Als ik het moeilijk heb dan zoek ik vaak steun bij haar.

Steun zoeken is heel belangrijk. Je toevertrouwen aan een ander in alle kwetsbaarheid maakt je niet zwak. God neemt niets van je af en neemt niets van je over. Hij opent steeds een deurtje voor je. Soms sla je zelf een deur dicht en je hoeft niet alles open te laten, maar God doet díe deuren open met zijn genade door het levensvoorbeeld van een heilige of een goed medemens om jou de weg van het leven te laten vinden met mogelijkheden die je zelf niet kunt organiseren of aanschaffen. Het kostbaarste in je leven wordt je gegeven, uit liefde door een medemens, door God.

Wat vindt u zwaar aan uw werk?

Het in de lucht houden van de organisatie en alles wat daarbij komt kijken: zoals de hele parochieorganisatie, de voorschriften en bepalingen vanuit de overheid vanwege de monumentale kerkgebouwen en ander onroerend goed. De vergaderingen en administratieve zaken. Daar ben ik geen priester voor geworden, al is het wel onderdeel van de verantwoordelijkheid die ik vanuit het kerkrecht van de bisschop heb gekregen als pastoor. Ik wil het liefste pastor zijn. Het mooie van het werken in de parochies is het samenwerken met de leden van het pastoraal team EN de vele vrijwilligers. Ik ben dankbaar dat ik veel goede bijdragen en steun van hen ontvang. De gemeenschap vult mij ook aan in mijn christen zijn, mijn priester zijn. Ik ben blij dat eenieder bijdraagt met en vanuit ieders unieke talent en levend geloof.

Heel ingrijpend en zwaar vond ik het seksueel misbruik in de Kerk, dat heeft me enorm aangegrepen. Ik wist dat het er was en ben het ook tegengekomen in mijn veertig jaren pastoraat bij de mensen in de parochies. Misbruik komt voor waar afhankelijkheid en macht misbruikt worden, maar dat het zo onder de pet geschoven is en dat het hiërarchisch denken de mensen de vrijheid om in opstand te komen heeft ontnomen, dat kan en mag niet. Als je daar je macht voor gebruikt, dan corrumpeert alles. Dat heeft me veel pijn gedaan. We zijn allemaal zondaars die op weg zijn naar heiligheid. Dat de zonde zo is weggemoffeld. Dat kan niet.

Wat vindt u mooi aan uw werk?

Ik zet me zes dagen in de week in. De maandag probeer ik vrij te houden. Dat ook met het oog op zijn gezondheid. Als gevoelsmens laat ik zaken niet zo gemakkelijk achter me, wat zowel een kracht als een zwakte is. Daarom is gemeenschap ook zo belangrijk voor me. Ik zie de parochiegemeenschap als een tweede familie en daar wil ik mijn steentje aan bijdragen door mijn inzet met name door mijn leven als priester. Verder ben ik twintig jaar staflid geweest van de priester- en diakenopleiding Vronesteyn van het bisdom Rotterdam. Priesterstudenten begeleiden in pastorale vorming, studie en maturiteit draagt ook bij aan je eigen ontwikkeling, groei als priester. Daarom wil ik, wanneer mensen mij iets willen geven bij mijn jubileum, naast een bijdrage aan de Voedselbank ook vragen bij te dragen aan de vorming van de toekomstige diakens en priesters op Vronesteyn in het bisdom Rotterdam.

Welke vaardigheden worden aangesproken, in u en in het algemeen, om een goede priester te zijn?

Om een goede priester te zijn, moet je ook een goede vader of moeder kunnen zijn. Wat is de kracht van een goede vader of moeder? Het luisteren naar degenen die aan je liefde en zorg zijn toevertrouwd. Luisteren is een van de mooiste, maar ook een van de moeilijkste dingen in je leven. Niet alleen passief luisteren, maar ook met datgene dat je als genade hebt meegekregen en je eigen hebt gemaakt anderen daarmee tot dienst zijn. In je leven als priester gedragen door de kracht en de genade van de sacramenten en het gebed. Daar horen vanzelfsprekend in je leven het getijdengebed, de Eucharistie, de theologie en de band met je bisschop (het diocees) bij. Ik ben geen barricadefiguur en ook niet bijzonder creatief, maar ik werk vooral door in me op te nemen wat ik van anderen leer en van God toevertrouwd krijg om dat te vertalen naar het dagelijks leven, christen-zijn.

Hoe bent u gevormd? Wat hebt u geleerd tijdens uw opleiding?

Dat hangt af van je begeleiders en docenten in menselijke, geestelijke en intellectuele zin en het klimaat waarin je gevormd wordt en mag studeren. Ik heb de voorkeur gegeven aan een overzichtelijke omgeving en daarom ben ik in de jaren ’70 niet aan een universiteit gaan studeren. In de theologieopleiding van de universiteit zou ik in het eerste jaar met grote zekerheid de enige priesterstudent zijn geweest. Dan zouden alle vragen die er zouden zijn met betrekking tot het ambt naar mij zijn toegekomen, met name aan mij ook worden gesteld en dat naast de vele discussies over geloof en Kerk. Tijdens je studie hoop je als mens te groeien en wordt je geschoold in je vaardigheden, zoals het voeren van pastorale gesprekken, het ontwikkelen van je geestelijke leven. Ook is er aandacht om te groeien tot een evenwichtig mens.

Studie en geestelijk leven lijken tegenover elkaar te staan. Zo ervaarde ik dat niet. Als ik iets verworven had en wetenschappelijk meer kennis had verworven, dan kwam altijd het einde van de dag om door de knieën te gaan en te bidden. Dankbaar voor de inzichten en ik heb aan onze God iedere avond gevraagd om het verworvene goed te gebruiken om bij te dragen aan het leven. Op mijn bureau stond altijd de uitdrukking: non scholae sed vitae discimus. We leren niet voor de school, maar voor het leven. Je kunt pastoor zijn, maar als je geen evenwichtig en volwassen mens bent en niet goed met die verantwoordelijkheid om kan gaan, dan gaat het mis. Studie en geestelijk leven zijn gezamenlijk belangrijke fundamenten voor het goed en dienstbaar leven als priester in een gemeenschap.

Hoe ervaart u het geloof en uw werk in een tijd van ontkerkelijking en priestertekort? Zeker als iemand die uiterlijk herkenbaar is als priester?

Ik heb er twintig jaar over gedaan om het ‘uniform’ m’n priesterkleding dagelijks te dragen, omdat ik het gevoel kreeg dat het dragen van priesterkleding vooroordelen opriep in de ontmoeting met mensen. Ik wilde graag mezelf zijn. Uiteindelijk kreeg ik meer verantwoordelijkheden, waarbij representativiteit belangrijker werd en omkleden doe ik niet. In het openbaar vervoer schuif ik het boordje weleens weg. Dat heeft ook te maken met reacties die ik in de tijd rond de publicaties over het seksueel misbruik heb moeten meemaken. Ik werd soms agressief bejegend, zelfs een keer bespuugd en dat leidt wel tot gevoelens van onveiligheid. Het achter een overtuiging staan kan weerstand oproepen, zoals ik ook heb ervaren rond het pausbezoek van Johannes Paulus II in 1985 toen de mening over de Kerk erg gepolariseerd was. Inmiddels heb ik een dusdanig veerkracht ontwikkeld dat ik de mens met vooroordelen of zelfs agressieve persoon op zijn of haar gedrag durft aan te spreken. Maar het is en blijft pijnlijk.

Gelukkig zijn er veel meer, heel veel meer andere ontmoetingen, zoals in mijn familie. Op 3 september heb ik mijn veertigjarig priesterjubileum gevierd met de achterkleinkinderen van mijn vader en moeder: de kinderen van mijn neven en nichten. Negen kleine kinderen waarvan er in onze familie twee zijn gedoopt. Met hen ben ik naar de speeltuin en naar de openluchtkerk op de Adelbertusakker in de duinen bij Egmond geweest. Daar heb ik bij de put een korte gebedsdienst gehouden met de geborduurde Maria icoon van m’n moeder in ons midden en kaarsjes. Na afloop samen eten: patat en ijs. Ik ben dankbaar dat ik bij mijn familie mag zijn. Een aantal jaren geleden is een hele goede priestervriend van mij overleden, Chris Bergs Wij ontmoetten elkaar iedere week en met hem ben ik veertig jaar op vakantie geweest. We hebben heel veel met elkaar gedeeld. Zeker, we verschilden veel van elkaar, maar vulden elkaar ook heel goed aan. Wat betreft het priestertekort zeg ik vanuit mijn ervaring bij de priesteropleiding dat ik meer naar de concrete mensen kijk die zich melden dan naar de aantallen. Wel heeft de Kerk een verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de sacramentaliteit.

Wat is er veranderd? Roept God minder hard? Verstaan wij Hem minder goed?

Ik kan niet op de stoel van God gaan zitten, maar ik denk dat het aantal bruidsparen dat in de kerk trouwt zijn weerslag heeft op het aantal priesterroepingen. Veel mensen zijn wel spiritueel, maar een persoonlijke relatie met een onzichtbare God vinden mensen in de huidige tijd een stap te ver. Dat is ook zo in relaties. In een menselijke relatie een persoonlijke God met zijn liefde betrekken vinden mensen lastig. Het opbouwen van je leven vanuit deze persoonlijke band met God gebeurt te weinig. Er wordt slechts twee of drie keer per jaar in de kerk getrouwd binnen de hele federatie. Als één priester verantwoordelijk zou zijn voor de voorbereiding en de viering van de huwelijken in Zuid-Holland; daar zal hij niet overspannen van worden. Dat geldt ook voor de aanwezigheid van de Kerk op lokaal niveau. Ik gun iedere plaats of dorp een Godshuis, maar als je de praktiserende gelovigen uit de hele federatie bijeenbrengt dan passen deze mensen op zondag in één kerkgebouw. Van zo een viering word ik niet overspannen. Echter, als ik overal heen moet waar ik gevraagd word en dáár moet doen wat iedere individuele gemeenschap wil, dan word de kans van overwerkt raken groter.

Niet alleen mijn persoonlijke gezondheid speelt hierin een rol. Ook de vitaliteit ter plaatse die nodig is voor een uitnodigende gemeenschap komt in het gedrang. Als je met hele kleine groepjes mensen samenkomt, dan doet dat óók iets met jou. Je hebt namelijk een gemeenschappelijk geloofsbeleving nodig om je individuele geloof te ondersteunen. Samenkomen is daarbij essentieel. Naast alle organisatorische en financiële zorgen die erbij komen. Met vier kerken uit ooit elf in de federatie, is er voor deze tijd een goede en opbouwende gemeenschapszin mogelijk. In vele delen van Nederland staat vanuit het recente verleden in ieder plaatsje een kerk waar bijvoorbeeld in onze tijd geen priesters meer voor zijn om te bedienen. Hoe graag de mensen in elk van deze kerken ook serieus genomen willen worden. Wat is er nog mogelijk?

De oudere generatie is gewend dat er vieringen waren in iedere kerk, terwijl de jongere generatie meer zelf naar een gemeenschap zoekt en trekt waarin en waarbij ze zich thuis voelen. Zo zie ik graag bijvoorbeeld de kinderwoorddiensten in een kerk waar relatief veel jonge ouders naar toe komen. Daar hebben ze steun aan elkaar. Op die manier kan er één viering zijn waaraan ouders uit alle kerken binnen een groter samenwerkingsverband mee kunnen doen en mee kunnen organiseren. Dat is ook een reden om te komen tot één fusieparochie. Dat zal mijn laatste organisatorische opdracht zijn. De parochianen zullen er niet veel van merken, maar met het oog op de toekomst is het een goede stap. Wil de Rooms Katholieke Wereldkerk ook op lokaal niveau aanwezig blijven, dan is het nodig om één priester te benoemen voor deze ene parochie. Overigens worden priesters tegenwoordig altijd in een team benoemd en het is belangrijk om pas gewijde priesters, zoals vijf jaar geleden kapelaan Daan Huntjens, eerst de ruimte te geven om hun eigen pastoraat, gebedsleven, en dagelijks leven in de parochie in goed evenwicht te kunnen brengen voordat ze nog meer verantwoordelijkheden krijgen. Het is belangrijk om te ontdekken hoe je echt gelukkig kan zijn in het basispastoraat.

Toen ik veertig jaar geleden priester werd kreeg ik na twee jaar een eigen parochie, maar dat was nog met één kerk. Twee jaar later was ik verantwoordelijk voor drie kerken, allemaal in het Westland. Dat waren overzichtelijke gemeenschappen. In die tijd, zo realiseer ik mij nu, doopte ik ongeveer zeventig kinderen per jaar. En op de zondag van de gezinsviering was een tweede viering nodig in één kerk, omdat de kerk voor één viering te klein was. Ik organiseerde ook ‘terugkomviering’ voor de dopelingen van het afgelopen jaar. Als toekomstige klasgenootjes konden ze, konden de ouders elkaar ontmoeten. Zo’n viering heb ik in Hongarije gezien en overgenomen en in Nederland geïntroduceerd.

Hoe gaat de Kerk het doen de komende jaren? Hoe maak je jonge mensen weer enthousiast?

Ik ga weer terug naar wat ik eerder zei: Heb je naaste lief, zie dan naar binnen vanwaar deze liefde komt. En dan zul je zover je daartoe in staat bent, God zien. De liefde tot God en de naaste is ieders roeping, als je naar binnen kijkt kun je zien hoe jij gestalte kan geven aan die liefde. Dit moet je durven, en daarbij is goede geestelijke begeleiding nodig. En daarbij moet je je veilig weten. De publieke opinie is niet veilig naar God en naar de, om het zo te zeggen, God zoekers. Met oneliners wordt meegegeven aan mensen: kijk eens naar oorlogen! Als Hij bestaat waarom gebeuren er dan vervelende dingen.

Daarnaast staat onze maakbaarheid in het leven centraal. Wij kunnen heel veel in het leven, maar hoe om te gaan met de teleurstellingen, mislukkingen bijvoorbeeld het lijden dat ons treft. Er wordt heel veel gereageerd vanuit de emotie alleen. We moeten meer aandacht hebben voor de reflectie. Dat doen we te weinig, ik ook. Wat heb je om niet meegekregen? Wat zijn je talenten? Wat zijn je kansen? Hoe durf je die in te zetten? Durf je daarbij steun te vragen aan God? Daarbij moeten we ook leren ons kruis dragen, want het leven is niet alleen mooi. Het ergste wat je kan overkomen is dat je niet meer weet wie je bent en waarom je de dingen doet die je doet. Dat je je niet bewust bent geworden van wat jouw mooiste en moeilijkste momenten zijn. Dat je alleen vooral oog en hart hebt gehad om meer te willen verdienen, een groter huis hebt. Dat je vaak op vakantie kunt gaan. Dat is waar mensen veel over praten. Dat merk ik soms ook op uitvaarten. Er gaat in een in memoriam veel aandacht uit naar uitstapjes, naar dat wat mensen gezíen hebben. Maar wie is de persoon werkelijk voor je geweest? Het antwoord op die vraag is wel aanwezig, maar kunnen mensen soms moeilijk verwoorden.

Dat niet kunnen verwoorden, is dat iets van deze tijd? En van katholieken in het bijzonder?

De jongere generatie is de verlegenheid meer voorbij. Één-op-één durf ik heel veel te zeggen, maar als ik preek ben ik terughoudender. Ik durf best wel wat mee te geven, maar ik wil niet dat mensen dan blokkeren. Ze hebben tijdens een preek niet de kans om te reageren. De preek is een instrument, maar dat moet je wel zuiver gebruiken. Het belangrijkste is dat als mensen het kerkgebouw verlaten dat ze iets meenemen wat ze met anderen kunnen delen. Dat zíj het zijn, die het meedragen en verder kunnen vertellen.

Aan het begin van de zomervakantie en aan het begin van het nieuwe schooljaar heb ik twee speciale vieringen meegemaakt, die van de scouting Sint Maarten-Hildegard voordat ze op kampweek gingen en die van met name de brugklassers en docenten van het Sint-Maartencollege. Ik ben dankbaar dat ik die vieringen samen met de scoutingleiders, de rector en de docent levensbeschouwing inhoud mocht geven, want het is in deze tijd niet vanzelfsprekend om bij aanvang van een kampweek of een schooljaar een viering in de kerk te houden.

Een van de hoogtepunten in mijn priesterleven was met jongeren naar de Wereldjongerendagen in Keulen te gaan. We gingen per boot vanuit Rotterdam naar Keulen. Overdag had ik gesprekken met de jongeren. Ze konden hierbij niet van boord af. Ik zei tegen hen: ‘Ik leer jullie in deze dagen, als het me lukt, anders met elkaar te praten’. Er waren jongeren met hele verschillende achtergronden. Ze hadden al naar binnengekeken en durfden gelukkig bij het zich voorstellen aan elkaar eerlijk te zijn over wie ze waren. Als er iemand reageerde op een ander door alleen commentaar te geven op de ander en zo zelf buiten schot te blijven, dan kapte ik het gesprek af en zei: ‘Jij zegt niets vanuit jezelf, jij zegt alleen maar iets over een ander’. Dat doen we veel te veel. Om echt mét elkaar te leren praten was best lastig. Ze wilde mij overboord gooien. Maar naar mate de dagen verstreken, groeide het onderling vertrouwen en durfden ze echt met elkaar in gesprek te gaan. Ze werden echt vrienden van elkaar en ook geloofsgenoten. Hoe kostbaar!

Hoe zit het met vakantie en vrije tijd?

Ik ben, zoals ik al zei, veertig jaar met mijn collega-priester Chris Bergs op vakantie geweest naar verschillende plekken in Europa, Israël en één keer naar Zuid-Amerika om twee missionarissen van de parochie op te zoeken. Tijdens mijn vakantie zoek ik vooral naar een rustige plek, zoals een huisje of etage in een klein dorp met veel natuur. Waar ik zelf eten kan koken en kan genieten van de omliggende natuur en een boek. Afgelopen zomer was ik in de buurt van de Moezel, waar ik een vriend in een karmelietenklooster heb bezocht. Een mooi moment was ook een viering in de openlucht met na afloop een gezellig samenzijn met bratwurst en bier.

Op mijn vrije maandag ben ik heel veel naar mijn ouders geweest, de laatste jaren bij m’n moeder die meer en meer zorg nodig had. Sinds zij is overleden logeer ik bij mijn jongste zus en zwager in Egmond-Binnen. Op tien minuten lopen ligt de abdij van Egmond waar ik de Eucharistie meevier. In de andere richting heb je de duinen en na een halfuur lopen ben je op het strand. ’s Avonds eet ik nog mee en dan ga ik weer naar huis. Zo ben ik op maandag even bij mijn familie en weg van het ‘bedrijf’ kerk, want dat heb je in de pastorie natuurlijk steeds om de hoek. Ik ben gezegend met mijn familie en al meer dan vijfentwintig jaar met Anneke van der Meer, die zorg heeft voor mijn welzijn en gezondheid. Een kostbare vriendschap.

Wordt er veel een beroep op u gedaan? Bent u voortdurend beschikbaar?

Ja, ik ben in principe bereikbaar. Ik woon graag op een pastorie naast de kerk en woon zo ook in een herkenbaar huis voor de mensen. Daarbij heb ik het voorrecht om op ieder moment de kerk in te lopen en het leven van anderen en van mezelf toe te vertrouwen aan de Heer. Gelukkig zorgen enkele kernvrijwilligers ervoor dat ik niet door iedereen gebeld kan worden en daardoor niet teveel druk op mij komt. Het pastorale werk valt mij niet zwaar, en ik zou eigenlijk diep in mijn hart meer pastorale gesprekken willen houden. Méér dan waar ik op dit moment tijd voor vrij kan maken. Er zijn gelukkig veel werkgroepen die heel veel organiseren en doen in de parochie. Door de nieuwe parochieorganisatie krijg ik minder mailtjes, omdat in de nieuwe teams de zelfredzaamheid is versterkt. Zo blijft de werkdruk binnen de perken, ook voor mijn opvolger. Het is de breedte aan impulsen die het werk af en toe zwaar maken. Als concreet gezicht van de Kerk ben je toch de eerste aan wie mensen denken als er iets is.

Als er mensen zijn met een mogelijk roeping, hoe zou je het priesterschap dan aanprijzen?

De kern is dat je diep in jezelf ontdekt dat je een heel kostbaar persoon bent en wil zijn voor de Ander die in jou geschapen heeft. In de navolging van zijn Zoon Jezus geeft Hij je zoveel mee dat je een prachtige persoon kan worden in dienst en uit liefde voor God en de ander. Dat je geroepen wordt om nabij te mogen zijn aan de ander als gewijd en toegewijd mens maakt het priesterschap uniek. Mijn ouders vroegen aan mij veertig jaar geleden: denk je echt als priester gelukkig te worden? Gaat het je niet te zwaar vallen? Ik ben gelukkig als priester en ik vertrouw erop, dat ze nu bij onze lieve Heer voor mij ten beste spreken. Dat God die het goede werk in mij is begonnen, het met zijn genade ook mag voltooien. In dit vertrouwen leef en werk ik.

Reacties ( 2 )

  1. Beantwoorden
    Jose Boes zeg

    Mooi gesprek… met veel informatie over zijn opgroeien als kind tot pastoor.

    • Beantwoorden
      J.olsthoorn zeg

      Als mede-pastor voel ik me gesterkt en gesteund door de bezinnende woorden van collega Wim Bakker.

Plaats een reactie