Van oude naar nieuwe kerk

De voorloper van de HH Petrus en Pauluskerk stond in de Damstraat. Het was een schuilkerk, gebouwd in de tijd dat de r.-k. kerken niet vanaf de openbare weg mochten worden gezien. Het was de tijd na de Reformatie. In het jaar 1853 kwam er in Nederland ruimte voor de beleving van het katholieke geloof. Men kreeg, na lange tijd, weer bisschoppen, en er mochten in alle vrijheid kerken worden gebouwd.

De nieuwe kerk

Lange tijd was er langs de Vliet een scheepswerf. Toen in het jaar 1870 op deze plaats brand uitbrak en alles werd verwoest zag pastoor Vos van de kerk aan de Damstraat een kans om daar de nieuwe kerk te bouwen. Hij kocht met het kerkbestuur het terrein. Architect Margry uit Rotterdam werd te hulp geroepen. Er is aan de kerk gebouwd van 1878 tot 1880. Veel Leidschendammers hielpen met het sjouwen van stenen.

De bouwkosten van de kerk

Leidschendam was een agrarische gemeenschap. Men heeft ijverig gespaard om een ruime kerk te kunnen bouwen. De bouwkosten waren ƒ 144.566. Men had
ƒ 8.000 aan spaargeld, ƒ 63.000 giften, ƒ 12.000 vanwege de verkoop van de oude kerk. Verder een lening van ƒ 36.000. Ook waren er veel schenkingen. De bouwstijl is eclectisch, een mengvorm. Neoromaans: de ronde bogen. En neogotisch: onder andere de grote glas-in-loodramen.

Het bouwen van de kerk

Bij de bouw werd gebruik gemaakt van 650 palen. Voor de toren waren 65 palen met een lengte van 16 meter nodig. De palen werden per schip aangevoerd. De toren is 65 meter hoog, de kerk is 46 meter lang, 53 meter hoog en 16 meter breed. In het midden, met de zijarmen meegerekend, meet de kerk 24 meter. Bij de ingebruikneming van het gebouw telde de parochie een aantal van 800 personen boven de 10 jaar. Van de oude kerk zijn, voor zover bekend, alleen de wijwatervaten meegenomen die te zien zijn bij het binnenkomen van de kerk.

De ramen

De gebrandschilderde ramen zijn voor het grootste gedeelte door parochianen geschonken. Men gaf aan de kerk een raam bij gelegenheid van een jubileum of een verjaardag. De beeltenissen op de ramen verwijzen veelal naar verhalen en personen uit de Bijbel.

De schilderingen

Tussen 1888 en 1891 heeft kunstschilder J. Dunselman uit Amsterdam de kruiswegstaties, afbeeldingen van het lijden van Jezus, geschilderd. Ook de veertig afbeeldingen van heiligen uit de geschiedenis van de katholieke kerk, zijn in die periode door hem gemaakt. Deze schilderingen op linnen en zeildoek bevinden zich op halve hoogte van de kerk.

De Petrus en Paulusramen

In de ‘zijarmen’ van de kerk links en rechts zijn de apostelen Petrus en Paulus afgebeeld, naamgevers van de kerk. Helemaal bovenin zien we de ark van Noach.

Vooraan in de kerk

Het altaar is de belangrijkste plaats in de kerk. Hier viert men de Eucharistie, de aanwezigheid van Jezus.

Aan de koperen lezenaar met het symbool van een adelaar wordt uit de Bijbel gelezen. De adelaar als symbool voor het evangelie dat een hoge vlucht zal nemen.

In het midden achterin zien we het tabernakel, hier wordt het heilige communiebrood, Jezus’ aanwezigheid, bewaard tot een volgende viering.

De rode brandende Godslamp duidt op deze aanwezigheid.

Triniteitsicoon

Een bijzondere icoon is die van Andrei Rublev. De mannen die op bezoek komen bij Abraham en Sara, ook te beschouwen als de voorstelling van Vader, Zoon en heilige Geest. We zien er ook in: de verbondenheid van de aan de ‘eredienst onttrokken kerken’: de Paus Johannes XXIII gedachteniskerk en de Jozef Opifexkerk, met deze HH. Petrus en Pauluskerk tot de nieuwe samengestelde Trinitasparochie.